De djembé is ongetwijfeld één van de meest krachtige slaginstrumenten die er bestaan. Hij werd genoemd: “de genezende trommel “.
Voor zijn oorsprong moeten we teruggaan naar de 12de eeuw, ten tijde van het groot keizerrijk van Mali in West-Afrika, waar de djembé gebruikt werd in ceremonieën voor genezingsrituelen, communicatie, verhaalvertelling, uitvaarten, sociale dansfeesten,… De djembé’s spelen hedendaags ook een zeer voorname rol bij de heilige vieringen en feesten bij de Malinké en Sou-Sou bevolkingsgroepen van Guinea.
De djembé heeft een ongelofelijk klankbereik: van een lichaamsdoordringende bas tot een donderklapperende slap-toon en een enorm dynamisch bereik, van fluisterend zacht tot leeuwbrullend hard. Dit laatste onderscheidt hem van andere trommels.
Samen met de DOUN-DOUN’s en de ASHIKO’s vormen zij het West-Afrikaans trommelensemble. De ASHIKO’S doen het ritmische werk, de DJEMBE’S vertellen het verhaal met hun hoog, vliegensvlug solowerk en de DOUN-DOUN’s houden het tempo.
Dikwijls worden 2 of 3 DOUN-DOUN’s tegelijk bespeeld, horizontaal of vertikaal geplaatst, de ene boven de andere op een statief. Men noemt ze de SANGBAN (de middelste) en de KENKENI (de kleinste) en “last but not least”, de DUNUMBA (de grootste).
De DOUN-DOUN geeft een diep barstend geluid met een verlengde terugslag en een weinig of geen nagalm.
Zware, ruwe geitenvellen worden gebruikt als slagoppervlak met nog een weinig haar erop om de terugslag op het vel te controleren. Dus, West-Afrikaanse muziek is niet denkbaar zonder DOUN-DOUN, SANGBAN of KENKENI.
Men vindt de djembé in Senegal, Mali, Ivoorkust en Guinea.
Hedendaags spelen wij Djembé om de stress van ons consumptieritme te ontlopen en de groepssfeer sociaal te versterken. Groot voordeel van hiervan is dat er geen enkele musikale voorkennis is vereist!
